Met het monitoringsprogramma willen we nagaan hoe goed de ecostrook werkt”, vertelt gedeputeerde Luk Lemmens. “We kijken welke soorten in de omgeving en in de aanloopzones voorkomen en of de dieren effectief via de ecostrook het kanaal oversteken. Wanneer zou blijken dat bepaalde dieren die in de buurt zitten de ecostrook niet gebruiken, kunnen we kleine aanpassingen uitvoeren. Op die manier leren we voortdurend bij en kunnen we die kennis later ook gaan gebruiken bij andere ecoverbindingen op plaatsen waar geen ruimte is voor een volwaardig ecoduct van minimaal 40 à 50 meter breed.”

Zo legde de provincie Antwerpen op 7 juni in het midden van de ecostrook van de Hoogmolenbrug een sporenzandbed aan. Dieren die daar overheen lopen, laten in het zandmengsel sporen achter die onderzoekers nadien kunnen bestuderen. 

Bouwmaterialenbedrijf Van Pelt levert het zandmengsel voor het sporenzandbed. Het bedrijf ligt net op de zuidelijke oever van de brug. “Het voelt heel bijzonder dat de ecostrook zo vlakbij loopt”, zegt zaakvoerder David Van Pelt. “Het was even afwachten of dieren ook echt de weg er naartoe zouden vinden. Toen ik een paar weken geleden vernam dat er een ree en een vos waren gespot, was dat een fijne verrassing. Met het bedrijf steunen we dan ook graag het monitoringsprogramma van de provincie.”

Fotostruikrovers met pindakaas

Van Pelt voorziet niet alleen het speciale zandmengsel voor het sporenbed, ze leveren ook de reptielenplaten aan. Dat zijn eigenlijk afgedankte transportbanden uit het bedrijf, die ze versnijden tot platen waar reptielen en andere dieren graag onder schuilen.

De provincie zet daarnaast speciale vleermuisdetectoren in. Die kunnen op basis van het specifieke geluidssignaal van de vleermuis ontdekken over welke soort het precies gaat. Ook andere monitoringsmethodes zoals inktbedden zitten mogelijk nog in de pijplijn.

Om alle monitoringssystemen actief op te volgen, krijgt de provincie Antwerpen hulp van studenten biologie van de Universiteit Antwerpen, vrijwilligers van Natuurpunt en GruunRant alsook de coördinatoren van het Vlaams Actieprogramma Ecologische Ontsnippering.  

Zo volgt biologiestudente Joke Boogaerts de fotomonitoring op: “We installeren nu enkele zogenaamde ‘struikrovers’. Dat zijn een soort camouflagebuizen waar achterin een wildcamera is bevestigd. Aan de binnenzijde smeren we wat pindakaas. Dieren die daar in de buurt rondscharrelen, vangen die geur op en komen nieuwsgierig kijken. Op dat moment neemt de camera een foto. Vooral voor marterachtigen is dat een heel geschikte identificatiemethode.”

Daarnaast lopen de studenten en vrijwilligers regelmatig langs om de dieren onder de reptielenplaten te identificeren en te tellen, en noteren ze welke planten, insecten, vogels en andere dieren ze in de zone aantreffen. 

Vanuit de provincie werken we met Groen Kruis volop aan het verbinden van natuurgebieden in deze verstedelijkte rand rond Antwerpen. De ecostrook is daarin een belangrijk puzzelstuk”, aldus gedeputeerde Luk Lemmens. “Met onze dienst Ruimtelijke Planning zoeken we de nodige ruimte voor deze verbindingen. De provinciale dienst Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid coördineert dan weer het monitoringsprogramma. Zo kunnen we bijsturen waar nodig en indien nodig de werking van de ecostrook verbeteren. We maken onze resultaten en onze meetmethodes ook beschikbaar voor wetenschappers die er onderzoek op willen doen, én voor andere overheden die gelijkaardige ecoverbindingen overwegen.”

Een eigen monitoringsprogramma

Voor het monitoren van dit type kleinere ecoverbindingen bestaat momenteel nog geen standaard werkmethode. De provincie Antwerpen werkte daarom zelf een methode uit, gebaseerd op de monitoringsprogramma’s van grote ecoducten. Per soortengroep vergeleken we verschillende bestaande methodes en probeerden we in te schatten of ze op de kleinere schaal van de ecostrook zouden werken. We hopen zo uiteindelijk tot een standaardwerkwijze te komen voor deze kleinere verbindingen, die we onder andere met het Vlaamse niveau kunnen delen.  

We willen ten slotte met het monitoringsprogramma ook leren hoe we tot een goed evenwicht kunnen komen tussen het onderhoud van de ecostrook op de Hoogmolenbrug enerzijds, en de goede werking als ecoverbinding anderzijds”, vertelt gedeputeerde Lemmens. “Zo moet er bijvoorbeeld af en toe gemaaid worden zodat er geen bomen bij de rand van de brug gaan groeien. Ook van zulke nodige beheerswerken monitoren we of die eventueel effect hebben op de ecostrook. Het is een boeiend leerproces.”