80% van het energieverbruik van gebouwen gaat naar de verwarming van ruimtes en van sanitair water. Dat blijkt uit cijfers van sectororganisatie voor duurzame energie ODE. Met een doordacht warmteplan kunnen Vlaamse steden en gemeenten hun energieverbruik dan ook drastisch naar beneden halen. Doelstellingen van een warmteplan zijn onder meer minder energieverlies bij verwarmen en koelen, en verwarming zo veel mogelijk aansturen via lokale en hernieuwbare warmtebronnen.

Energielandschap Noordertuin koppelt energietransitie aan ruimtelijke ordening

Het regionaal warmteplan dat vandaag is voorgesteld is de eerste realisatie van Energielandschap Noordertuin. Dat is een samenwerking tussen de gemeenten Brasschaat, Brecht, Kapellen, Schilde, Schoten, Stabroek en Wijnegem en de provincie Antwerpen. Samenwerken rond energieopwekking en energiebesparing geeft de gemeenten heel wat voordelen. Zo kunnen buurgemeenten de lokale energievraag en het aanbod beter op elkaar afstemmen en zelfs energiebronnen delen. Daardoor vergroot elk van de zeven gemeenten de eigen slagkracht om haar klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen.  

De zeven gemeenten binnen Energielandschap Noordertuin lijken op elkaar wat betreft ruimtelijke indeling en energiekansen. Zo kent de regio een relatief lage bebouwingsgraad en veel verspreide woningen en gebouwen. De ondergrond is er geschikt voor koude-warmte-opslag, en de nabijheid van het Albertkanaal en van het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten maken van aquathermie of warmte-uit-water een interessante optie. 

Net omdat hu situatie zo vergelijkbaar is, kiezen de zeven gemeenten ervoor om een gezamenlijk ‘ruimtelijk energiebeleid’ te voeren binnen Energielandschap Noordertuin. Hét uitgangspunt daarbij is ‘de juiste energie op de juiste plaats’: waar liggen lokaal de beste kansen voor productie, opslag én besparing van energie. 

“De energietransitie is onlosmakelijk verbonden met onze ruimtelijke ordening”, zegt gedeputeerde Luk Lemmens. “We hebben er letterlijk ruimte voor nodig. Bovendien verschillen de mogelijkheden van plaats tot plaats. Die ‘ruimtelijke aanpak’ is het uitgangspunt van de energielandschappen. Willen we minder afhankelijk worden van geïmporteerde en fossiele brandstoffen, dan moeten we kijken waar onze eigen, lokale energiebronnen zitten. Dat kunnen natuurlijke bronnen zijn, zoals zonne-energie, aardwarmte of windenergie, maar net zo goed kan het gaan om heel specifieke kansen die de omgeving biedt. Staan gebouwen dicht bij elkaar? Dan kunnen ze mogelijk op een gezamenlijke energiebron aansluiten. Zijn er wijken met oudere woningen? Dan is een collectieve isolatieaanpak interessant. Lokale, hernieuwbare warmte kan komen uit bijvoorbeeld de ondergrond of een lokale waterloop. Willen we de energietransitie in onze gemeenten doordacht aanpakken, dan staat de zoektocht naar die lokale kansen voor eigen productie, opslag en besparing van energie centraal. De energietransitie bepaalt zo mee de ruimtelijke ordening van morgen, en omgekeerd.”

Warmtenet, warmtepomp of warmte uit het water?

Bij de opmaak van het regionaal warmteplan keken de provincie en de zeven gemeenten daarom zowel naar de best toepasbare lokale verwarmingstechnieken als naar de ruimtelijke ordening. Zeker bij warmtetransport speelt afstand een grote rol. Met elke extra meter transport gaat warmte verloren. Gebouwen die dicht bij elkaar staan, kan je via een warmtenet aansluiten op een gezamenlijke warmtebron. Vrijstaande gebouwen die ver van elkaar af staan zijn gebaat met een eigen verwarmingssysteem, bijvoorbeeld een warmtepomp. 

Met het Albertkanaal en kanaal Dessel-Turnhout-Schoten op het grondgebied heeft Energielandschap Noordertuin twee potentieel interessante warmtebronnen voor aquathermie. Dat is een techniek die warmte haalt uit het water van een rivier, kanaal of zelfs de riolering. Niet alleen het kanaalwater is een lokale warmtebron. In Noordertuin zijn er enkele bedrijven die veel restwarmte produceren en die deze warmte aan hun naaste buren zouden kunnen leveren. Bovendien is de ondergrond van Noordertuin op vele plaatsen geschikt voor koude-warmte-opslag (KWO). Dat is een manier om warmte of koude in de bodem op te slaan om er dan gebouwen mee te verwarmen en/of te koelen.

Begeleiding door de provincie Antwerpen

Het opstellen van een warmteplan is geen eenvoudige taak”, stelt gedeputeerde Kathleen Helsen. “Er is geen sjabloon voorhanden. Elke gemeente heeft haar specifieke ruimtelijke noden en kansen. De provincie Antwerpen heeft de zeven gemeenten ondersteund bij het uitwerken van een gezamenlijk regionaal plan.” 

Voor elke gemeente is er daarnaast een eigen plan met een concrete aanpak uitgewerkt, volledig op maat. Alle mogelijke duurzame warmtebronnen die in de streek voorhanden zijn, hebben we in kaart gebracht. Daarnaast analyseerden we ook waar de grote warmtevragers zitten. Dat kunnen bedrijven, dichtbebouwde woonwijken of openbare gebouwen zoals scholen en ziekenhuizen zijn.”

Behalve de analyse begeleidt de provincie Antwerpen de gemeenten ook om het warmteplan op te maken en uit te werken. “Naast de opmaak van warmteplannen, voorzien we voor al de gemeenten in onze provincie opleidingen en workshops om samen te onderzoeken waar de kansen liggen om naar een duurzame warmtetransitie te gaan,” besluit Kathleen Helsen.

De juiste energie op de juiste plaats

De zeven Noordertuingemeenten willen hun lokale warmtekansen allemaal zo goed mogelijk toepassen. Elk van hen neemt bovendien het voortouw in het onderzoek naar een van de warmtekansen en deelt de ervaringen met de groep. Zo leren de Noordertuingemeenten van elkaar: hoe pak je bepaalde oplossingen aan en hoe ga je om met specifieke uitdagingen in de warmtetransitie? Maar hét grote voordeel is dat de energietransitie wordt aangepakt volgens een duidelijk ruimtelijke visie: de juiste energie op de juiste plaats.